Tagarchief: BRBS

Minder beton onder de weg

pexels-pixabay-56832
Lees het gehele artikel

Er is veel aandacht voor de recycling van beton. Al jarenlang wordt betonpuin uit sloop, bouw en misproductie bij betonfabrikanten opgewerkt door puinrecyclingbedrijven voor toepassing als funderingsmateriaal onder de weg.

In de huidige trend naar een circulaire economie wordt gestreefd naar het sluiten van productketens en hoogwaardig hergebruik van grondstoffen. De betonindustrie pakt deze handschoen op en daardoor neemt de vraag naar oud beton voor toepassing in nieuw beton toe. Het Betonakkoord formuleert hoge ambities. De recyclingbranche werkt hier graag aan mee, maar ziet op termijn mogelijke tekorten aan betongranulaat voor de wegenbouw ontstaan. Daarom heeft Kiwa-KOAC in opdracht van BRBS Recycling een onderzoek gedaan naar menggranulaten met lagere gehalten beton.

Wegenbouw

Toepassing in de wegenbouw van steenachtige materialen uit sloop en bouw is al sinds de jaren 1980 de standaard in Nederland. Door de Nederlandse recyclingbedrijven wordt gezorgd voor de nuttige toepassing ven miljoenen tonnen steenachtige producten die anders zouden worden gestort. Het stortverbod voor deze materialen heeft sterk bijgedragen aan deze vorm van recycling.

Nederland beschikt niet zelf over goede alternatieven voor deze toepassing en destijds bleken de recyclinggranulaten, afkomstig uit urban mining, een prima oplossing.

Recyclinggranulaten, vooral menggranulaat dat voor circa 50% moet bestaan uit betondelen, zijn uitstekende funderingsmaterialen. Er zijn geen primaire materialen die beter presteren. Dit blijkt uit onderstaande tabel waarin de belangrijkste eigenschap (draagvermogen, uitgedrukt als stijfheidsmodulus) is weergeven. Primaire materialen hebben in het algemeen een lagere stijfheidsmodulus van circa 50 MPa.

Een te hoge stijfheidmodulus leidt tot meer scheurvorming en is niet gewenst.

In het onderzoek van Kiwa-KOAC zijn mengsels onderzocht met 50% betongranulaat (referentie), 32,5% betongranulaat en 15% betongranulaat. Zoals bij normaal menggranulaat bestaat de rest van de mengsels uit voornamelijk baksteen en andere vergelijkbare steensoorten. Door gestuurde samenstelling (fractioneren en sorteren van de monsters en gericht weer samenstellen) en homogeniseren zijn de mengsels gelijkwaardig samengesteld. De monsters zijn gekarakteriseerd aan de hand van standaardproeven korrelverdeling en eenpuntsproctordichtheid.

Vervolgens zijn de mengsels ingebouwd in grote proefopstellingen waarin meting met handheld valgewichtdeflectie (Light weight deflectometer, LWD) mogelijk was. Deze methode is door Kiwa-KOAC gestandaardiseerd en onderbouwd. Hierdoor kan het materiaal in een praktijkdikte worden ingebouwd en ingesloten waardoor een goede simulatie van de praktijktoepassing van funderingsmaterialen mogelijk is.

Op verschillende momenten in de tijd is de stijfheid in MPa gemeten. Dit leverde de in figuur 1 opgenomen resultaten op.

Verdichting

Opvallend was dat de resultaten van de onderzoeken zich vrij goed voegden naar de verwachting, dat bij hogere betongehalten een betere prestatie zou worden gemeten. Echter bleek dat het monster met 32,5 % beton minder goed presteerde dan het monster met 15% beton. Bij nadere inspectie bleek dat de verdichting van dit monster niet de beoogde 101% had bereikt (maar 96%). Door dit monster in te bouwen met een juiste verdichting bleek ook dit monster (zie figuur 1, mengsel 4) goed volgens verwachting te presteren.

Conversie meetwaarden naar praktijkwaarden

De primaire meetresultaten zijn niet direct vergelijkbaar met de waarden die in de praktijk worden gemeten. Daarom is er een conversie toegepast om tot een schatting van de werkelijke stijfheidswaarden te komen. Op basis daarvan kon worden vastgesteld dat de verkregen laboratoriumwaarden vergelijkbaar zijn met praktijkwaarden. Op basis van deze conversie zijn, vertaald naar ontwerpwaarden, de volgende stijfheidsmoduli aangehouden:

✓ Menggranulaat met 50% beton: 400 MPa

✓ Menggranulaat met 32,5% beton: 300 MPa

✓ Menggranulaat met 15% beton: 200 MPa

Door de statistisch beperkte omvang van het onderzoek moeten deze waarden als indicatief worden beschouwd. Uit de ruime ervaring met menggranulaten met 50% beton is bekend dat de standaard ontwerpwaarde voor menggranulaat van 400 tot 600 MPa een conservatieve inschatting geeft van de werkelijke waarden die in de praktijk worden gerealiseerd. Uiteraard onder voorbehoud van een kwalitatief goed product en ook goede inbouw in het werk.

Omdat mengsels met minder beton een lagere stijfheid leveren, is vervolgens bekeken of deze lagere waarden te compenseren zijn met meer asfalt of met een grotere laagdikte, zodat dezelfde levensduur zou worden bereikt. De berekeningen zijn uitgevoerd met OIA, Ontwerpinstrumentarium Asfalt: de Nederlandse standaardsoftware voor dit soort berekeningen. Hier zijn veel variabelen van invloed (aslasten, snelheid verkeer, wegontwerp, kwaliteit onderlaag, etc.). Deze zijn zo veel mogelijk gelijk gehouden.

Compensatie funderingsstijfheid met asfalt- en funderingsdikte

Het blijkt dat compenseren van een minder sterke funderingslaag al snel een flinke toename vereist van funderingsdikte en of asfaltdikte. Omdat het asfaltpakket het duurste en minder duurzame onderdeel is van de wegconstructie is dat geen aantrekkelijke optie. Erg dikke funderingslagen zijn evenmin een aantrekkelijke optie omdat er toch al sprake is van een schaarse grondstof. 

Er zijn ook rekenexperimenten gedaan met variaties op verkeersintensiteit, stijfheid onderlagen,…

Het blijkt dat deze variaties beperkt invloed hebben op de laagdikte voor het asfalt, maar dat de stijfheid van de onderlaag veel invloed heeft op de dikte van de funderingslaag. Hierbij worden al snel funderingsdikten bereikt van meer dan 1000 mm, wat voor de praktijk niet als realistisch wordt beschouwd.

Conclusies

  • De stijfheid van mengsels met variërend betongehalte gedraagt zich volgens verwachting: naarmate het betongehalte afneemt, neemt ook de stijfheid af.
  • De ontwikkeling van de stijfheid van mengsels met recyclinggranulaten is belangrijk, ontwikkelt zich aanvankelijk snel (ruim 60% in 28 dagen), maar blijft langzaam doorgroeien in de tijd. Bij een lagere verdichtingsgraad neemt ook deze minder toe.
  • De invloed van enkele procenten in betongehalte is niet significant meetbaar.
  • Het effect van een goede verdichting is groot.
  • De ontwerp-asfaltdikte wordt slechts beperkt beïnvloed door de stijfheid van het funderingsmengsel bij een vergelijkbare levensduur. Compenseren van lagere stijfheid door een grotere funderingsdikte leidt rekenkundig al snel tot grote laagdiktes. Bij een ontwerpstijfheid van 300 MPa (32,5% beton) is dit nog redelijk (+ … mm), maar bij verdere verlaging wordt dit als niet realistisch gezien.

Innovatie

Ook via alternatieven kan eventueel de kwaliteit van een funderingslaag op peil worden gehouden. Innovatieve recyclingbedrijven en ook aannemers werken aan methoden hiervoor. Dit zou kunnen door toevoegingen te vinden die de sterkte-ontwikkeling bevorderen, de korrelstapeling verbeteren of dergelijke. Deze innovaties waren geen onderdeel van dit onderzoek. Het is aan de markt om hier invulling aan te geven.

Vervolg

Vanuit de visie dat minder oud beton in de wegenbouw moet worden toegepast, ten voordele van toepassing in beton, zou het al interessant kunnen zijn dat er in de wegenbouw 10% minder beton in menggranulaat wordt toegepast. (uitgaande van 18 Mton wegenbouwgranulaat, zou 10% bijna 2 Mton betongranulaat kunnen opleveren). Het is daarom een optie om te gaan komen tot standaardisatie van een mengsel met 30 of 40% beton in het menggranulaat. Lagere gehalten lijken minder kansrijk (los van andere innovaties).

Dit vraagt om verdere onderbouwing en uitbreiding van dit onderzoek en tests in proefvakken. Dit is kostbaar en langdurig onderzoek. Vooralsnog neemt de vraag naar beton nog onvoldoende toe om tot een dergelijke investering te komen, maar indien Betonakkoord en Circulaire innovaties dit vergen zal er aanvullend onderzoek nodig zijn.

Meten is weten: onderzoek naar een verzekeringsoplossing op maat voor de recyclingbranche

Lees het gehele artikel

De situatie in de huidige assurantiemarkt is helaas wat weerbarstiger. Bepaalde sectoren kunnen zich uitermate moeilijk, niet volledig of in het ergste geval helemaal niet meer verzekeren. In dit item licht ik één branche uit die dit overkomt, namelijk recyclingbedrijven. Recyclingbedrijven is – zo realiseer ik mij – een verzamelnaam, want er zijn verschillende vormen van recycling; allen met eigen uitdagingen in het verwerkingsproces, maar ook gevaren zoals brand.

Vanwege deze verzekeringsuitdaging onderzoekt BRBS Recycling samen met SAA welke mogelijke oplossing er zijn voor de recyclingsector. Als onafhankelijk makelaar in assurantiën gaat SAA in samenspraak met u in overleg met diverse verzekeraars in Nederland, maar ook daarbuiten om u als recyclingondernemer een maatwerkoplossing te bieden. Onderdeel daarvan kan zijn dat ook wij fysiek aanwezig zijn bij een risico-inspectie, als dit onder covid-19-condities mogelijk is. Het voordeel hiervan is dat wij de geïnteresseerde verzekeraar uit eigen ondervinding kunnen informeren.

In het blad Bewerken, editie maart 2021, heeft Jurjen Burghgraef van Van Tiel en Partners onder de titel: “Toch verzekerd tegen een faire prijs” zijn risico-inspectiebureau voorgesteld. Hier gaf hij inzicht in de pilot die in samenwerking met Oodit, Scharenborg Bedrijfs-verzekeraars, BRBS Recycling en SAA Verzekeringen B.V. inmiddels is opgestart. SAA werkt als makelaar in de assurantiën en heeft alle disciplines in huis. SAA beperkt zich niet alleen tot recyclingzaken, maar is ook actief in sectoren zoals, transport, scheepvaart en grondverzet. SAA werkt samen met het professionele intermediair, maar zo zijn er ook relaties die via ons verzekerd zijn zonder tussenkomst van een bemiddelaar.

Terugkomend op de pilot, de ontwikkelingen hiervan volgen wij op de voet. Zo hebben wij zelf een inspectie bijgewoond om te ondervinden welke zaken aan bod komen. Met deze informatie stellen we een vragenformulier op. Met de antwoorden op deze vragen weet u precies welke maatregelen er genomen moeten worden. Ook kunt u daarmee de benodigde actie eenvoudig zelf opvolgen. Zie het als een zelf- audittool die belangrijke data verzameld, waarmee recyclebedrijven beter de eigen processen kunnen sturen.

Uiteindelijk is er veel data verzameld die – rekening houdend met Privacy-elementen – op termijn enkel en alleen gedeeld wordt met verzekeraars. Zo krijgen we verzekeraars, die in de afgelopen jaren zijn afgehaakt, weer aan boord. Het gezegde luidt niet voor niets ‘meten is weten’  In aanvulling op de uitspraak van Jurjen Burghgraef heb ik een verzekeraar eens horen zeggen: “Iedere ondernemer verdient een verzekering.” Daar wil ik mij graag bij aansluiten. Met elkaar komen wij namelijk een heel eind.

Coen de Smidt (61), teamleider co-assurantie bij SAA Verzekeringen B.V., is sterk betrokken bij de klanten van SAA en voelde daarom de noodzaak om nieuwe oplossingen te vinden voor de klanten in de recyclingindustrie. Met zijn 34 jaar ervaring in de co-assurantiemarkt heeft Coen een groot netwerk opgebouwd. En dat heeft zo zijn voordelen. Bent u op zoek naar oplossingen voor uw onderneming? Neem dan contact op met Coen via cdesmidt@saa.nl of bel 06-13323670.

Recyclinggranulaten – een goed kwaliteitsproduct (5)

©foto eric brinkhorst
Lees het gehele artikel

De sector doet veel aan kwaliteitsborging en stelde al in de jaren 1980 een eigen kwaliteitsborgingssysteem op. Dit is in 1995 omgezet in een nationale Beoordelingsrichtlijn, met onafhankelijke externe controle door certificatie-instellingen.

Tegenwoordig toont dit certificaat bij uitstek de geschiktheid van het product aan voor een reeks toepassingen in de bouwsector (bouw en GWW). Verderop in dit artikel wordt toegelicht dat dit een groot verschil is met CE markering.

Technische en milieuhygiënische kwaliteit

De certificatie vindt plaats via BRL 2506. Deze BRL (beoordelingsrichtlijn, de afspraken volgens welke het certificaat wordt afgegeven) is in twee delen gesplitst: een KOMO BRL 2506-1 met technische eisen voor recyclinggranulaat en NL-Bsb BRL 2506-2 met de milieuhygiënische eisen voor recyclinggranulaat volgens het Besluit bodemkwaliteit.

Het certificaat volgens BRL 2506-2 is erkend als kwaliteitsverklaring voor het Besluit bodemkwaliteit. Deze biedt het voordeel (ten opzichte van partijkeuringen) dat er sprake kan zijn van een continue bedrijfsvoering en dat er niet gekeurd hoeft te worden in apart te houden partijen. Daarom zijn vrijwel alle puinrecyclingbedrijven gecertificeerd voor deze regeling. BRL 2506-1 is gebaseerd op nationale en Europese normen voor korrelvormige materialen en op de Standaard RAW Bepalingen. Deze verzekert de toepasser van recyclinggranulaat van de technische kwaliteit en geschiktheid van het product. De bouwer kan hiermee vertrouwen op de grondstoffen en aantoonbaar maken dat zijn bouwwerk voldoet.

Geschikt voor toepassing

Recyclinggranulaat is niet zomaar geschikt voor toepassing in de wegenbouw of betonbouw. Het product moet voldoen aan een reeks producteigenschappen. Afhankelijk van de beoogde toepassing (in beton of in de wegenbouw) verzekert het certificaat volgens BRL 2506-1 de geschiktheid voor toepassing van het recyclinggranulaat. Voor het bepalen van deze geschiktheid bestaan Europese en nationale normen en de Standaard RAW Bepalingen van het CROW. Waar nodig zijn de eisen aangevuld met eisen waarmee specifieke uitvoeringsproblemen worden voorkomen. Al deze kwaliteitseisen zijn geborgd in BRL 2506-1.

Strikte controle

De certificatie volgens BRL 2506 omvat een zorgvuldig systeem van controle van de grondstoffen (het puin), procescontrole en een intensieve controle van het eindproduct door de producent zorgt er voor dat het product aantoonbaar voldoet. De regeling voorkomt ongewenste bijmengingen van grond en andere zorgwekkende stoffen en heeft een uitgebreide module om asbest te voorkomen. Alle eindproducten worden gekeurd volgens de voorgeschreven onderzoeksmethoden. De eigen productiecontrole staat onder frequent toezicht door de onafhankelijke certificatie-instelling die naast auditing ook verificatieonderzoek uitvoert door het nemen van monsters. Deze controles vinden onaangekondigd plaats zodat de producent onverwacht wordt gecontroleerd. Dit geeft de afnemer en toepasser zekerheid.

Verschil met CE markering

Dat BRL 2506-1 de technische geschiktheid van het product voor civieltechnische toepassingen aantoont is het kenmerkende onderscheid met CE markering. Bij CE markering voor korrelvormige materialen is geen of minimaal sprake van externe controle en is de set van gecontroleerde eigenschappen de eigen keuze van de leverancier. Dit zegt niets over de geschiktheid van het product. Het vraagt veel deskundigheid om een prestatieverklaring te kunnen beoordelen. Het certificaat neemt dit probleem weg en vult de CE markering ook aan.

Geen afval

BRL 2506 legt ook de basis onder de Einde afval status voor recyclinggranulaten. Daarom is het altijd aan te bevelen dit certificaat (delen 1 en 2)  in bestekken of bij opdrachtverlening voor te schrijven.

Recycling is al jaren de juiste oplossing, nu de laatste 20% nog!

Nieuwe foto’s voor LinkedIn en social media
Lees het gehele artikel

Voor dag en dauw vangen deze vakmensen hun werkzaamheden aan. Op de vrachtauto, aan de sorteerlijn, als operator of als planner; een hele ketting van mensen en processen die er uiteindelijk toe leidt dat zo’n 80% van al het afval wordt gerecycled. Volgens de laatste cijfers van AfvalCirculair (Rijkswaterstaat)  verbrandden en stortten we in het jaar 2018 nog zo’n 9 miljoen ton Nederlands afval, maar we zijn hard op weg om steeds meer en beter te recyclen en zou in 2050  het concept afval niet meer moeten bestaan, omdat we dan volledig circulair zijn.

Sinds de jaren 90 van de vorige eeuw is de recyclingsector in een rap tempo geprofessionaliseerd. Mede ingegeven door wet- en regelgeving worden de ontdoeners (zowel consumenten als bedrijfsleven) door de overheid en de recyclingsector geïnstrueerd en geadviseerd over de wijze waarop zij zich het beste van hun afval kunnen ontdoen. Het is diezelfde recyclingsector die zich heden ten dage door haar brancheorganisaties, zoals BRBS Recycling, laat vertegenwoordigen in het overleg met de Overheid. Overleg over bijvoorbeeld de revisies van het LAP (Landelijke Afvalbeheersplan), de Circulaire Economie in de verschillende transitieagenda’s en over het verminderen van het verbranden van recyclebaar afval in Afvalverbrandingsinstallaties.

Over de recycling van afvalstoffen bestaan veel misverstanden. Het gaat te ver om hier volledig op in te gaan, maar ruim genomen varieert dit van het idee dat van alles wat als afval op straat wordt gezet weer één op één hetzelfde nieuwe product wordt, tot het idee dat al het afval dat gescheiden wordt aangeleverd, uiteindelijk toch weer bij elkaar in de afvaloven wordt gegooid. En dat is misschien wel de kern van alle misverstanden en discussies rondom het onderwerp afval en recycling: het gebrek aan kennis en actualiteit bij een groot deel van de Nederlandse bevolking.

Om het afval van anderen op een wettelijke en milieuverantwoorde wijze op te halen, te sorteren en te recyclen is veel kennis en vakmanschap nodig. Daarom zijn deze mensen dan ook opgeleid en getraind om verschillende soorten afval te herkennen en foutjes die eerder in de keten zijn gemaakt te herstellen. Bijvoorbeeld: een consument die een container met bouw- en sloopafval vult en daar en-passant nog een halfvol verfblik bij doet kan een recyclingbedrijf in grote verlegenheid brengen wanneer deze container wordt gelost naast de sorteerinstallatie. Met dit simpele voorbeeld raken we echter wel de kern van de maatschappelijke discussies die vaak ontstaan omtrent afvalstoffen.

Recyclers zitten aan het eind van de keten, na het consumptieproces, en worden pas in de afvalfase van een product geconfronteerd met de eigenschappen hiervan. In het proces van afval naar grondstof investeren recyclers constant en veel in nieuwe technieken, innovaties en methodieken. Investeringen die gedaan worden op basis van kennis en kansen. Investeringen die kunnen helpen om de problemen van ondoordacht of slecht design van producten op te lossen. Deze problemen zijn de oorzaak van het gegeven dat afvalstoffen nog niet goed gerecycled kunnen worden en moeten natuurlijk bij de kern worden aangepakt. Design for Recycling is hierin van ultiem belang. De afval- en recyclingbranche in de designfase betrekken levert gegarandeerd de oplossing voor de einde levensfase van het product.

Ik roep dan ook het producerend bedrijfsleven op om gebruik te maken van de oplossingen die recyclers kunnen bieden om de transitie naar een circulaire economie te bereiken.

Ton van der Giessen, Voorzitter Bestuur BRBS Recycling