Tagarchief: Circulair

AVU-directeur Frans van Dijk: ‘Honderd procent circulair begint bij bronscheiding’

GFT kopiëren
Lees het gehele artikel

In deze samenwerking zijn de gemeenten afzonderlijk verantwoordelijk voor beleid en inzameling, maar de AVU sluit voor de gemeenten gezamenlijk contracten af met recyclingbedrijven en verwerkers van afval. En dat gaat al meer dan 35 jaar naar volle tevredenheid van alle partijen. Van Dijk laveert de AVU tussen inzameling en verwerking maar drukt wel degelijk zijn stempel op de gehele keten.

Frans van Dijk.

De afvalbranche is behoorlijk in beweging, constateert Van Dijk. Omdat hij net zelf een nieuw verwerkingscontract voor restafval en GFT namens de 26 deelnemers in de AVU heeft afgesloten, kan hij vrij precies aanwijzen waar de verschillen zitten vergeleken met tien jaar geleden. “Je ziet dat er bij restafval veel meer de nadruk is komen te liggen op duurzaamheid. CO2-besparing  is nu meegerekend en er is meer ruimte voor innovaties. Vroeger werd veel meer naar de tarieven gekeken, terwijl het nu de combinatie is van prijs plus duurzaamheid. En wat nu veel meer meespeelt in contracten is social return. Hiervoor gebruikt de AVU de prestatieladder sociaal ondernemen, een instrument waarmee heel goed wordt gekeken of afvalverwerkers sociaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.”

Volgens Van Dijk heeft die ontwikkeling te maken met het feit dat veel meer de nadruk is komen te liggen op het hergebruik van grondstoffen. “Men heeft ten tijde van de invoering van PMD ingezien dat wanneer je een bepaalde stroom uit je restafval haalt, het aanbod restafval enorm verminderd. En daardoor is men veel beter gaan kijken of er nog meer uit die stroom is te halen waarmee je meer kunt dan het zomaar verbranden. Dat is echt een groot verschil met jaren geleden. En wat mij betreft gaan we daar nog veel verder mee door. Al denk ik ook niet dat we naar nul verbranding kunnen. Neem bijvoorbeeld een volle stofzuigerzak. Ik zou niet weten hoe je die weer kunt recyclen. Maar zeg nooit nooit. Want ik zie ook dat de verbranders allemaal heel goed kijken naar hoe processen nog beter en duurzamer kunnen. Allemaal zetten ze extra stappen momenteel. ”

Nascheidingsinstallatie bij AVR in Rozenburg, waar het restafval uit de gemeente Utrecht wordt gesorteerd.

Stortverbod

De AVU is in 1984 opgericht. Belangrijkste reden was dat er een stortverbod voor brandbaar afval werd afgekondigd. Van Dijk: “In die tijd zag men het verbranden van huishoudelijk afval nog als ultieme oplossing. De provincie Utrecht had echter geen verbrandingsinstallatie binnen de provinciegrenzen. Dus moest er wel worden uitgeweken naar installaties om het Utrechtse heen. Destijds waren er nog 46 gemeenten en er werd al snel doorzien dat – zeker met dat aantal gemeenten – dat zou uitdraaien op een wirwar van contracten, en  transportbewegingen. Stel je voor: je zou dan met een normale vuilniswagen naar een verbrandingsinstallatie in Rotterdam of Duiven moeten rijden. Daarop is de AVU ontstaan. Als samenwerkingsverband van gemeenten om de hoeveelheden afval te kunnen bundelen, één contract aan te gaan, overslaglocaties te kunnen realiseren en vanuit die plekken centraal te gaan rijden. Die overslaglocaties bevinden zich in Utrecht, Amersfoort en in Ede.”

Overigens zijn alle deelnemende gemeenten altijd de baas gebleven over hun eigen afvalbeleid en -inzameling, vertelt Van Dijk. “De AVU komt pas kijken vanaf de overslagstations. Gemeenten zamelen zelf in en brengen het afval naar een overslagstation, daar wordt het geaccepteerd en vervolgens zorgt AVU voor de verwerking. Wij besteden dus ook zelf de verwerkingscontracten aan. En zo is het altijd gebleven. Er bestaat in Utrecht dus geen grootschalige samenwerking op inzamelgebied, al werken sommige gemeenten op kleinere schaal wel samen.”

De overslaghal van de AVU in Ede.

Circulair kan niet zonder bronscheiding

Van Dijk is van mening dat de afval- en recyclingbranche goed op weg is om in 2050 100% circulair te zijn. “Met de recyclingpercentages liggen we redelijk op schema. Maar het kan nog veel beter. Laat ik met de makkelijke stromen beginnen. Met GFT gebeuren al hele goede dingen. De verwerkingsmethoden zijn vergisten of composteren of een combinatie daarvan. Met hoogwaardige compost voorkom je dat er nog veen wordt afgegraven voor potgrond en dergelijke. Wij proberen in onze aanbestedingen dan ook op hoogwaardig hergebruik te sturen, dat is circulair. Soms kun je niet anders dan vergisten en verbranden, als het GFT bijvoorbeeld nagescheiden of gezeefd wordt uit het restafval, dan is het erg vervuild. Daarom moet je GFT scheiden aan de bron.”   

Ook over glas en papier is Van Dijk goed te spreken. “We streven naar nog hogere percentages en zullen dat blijven doen, maar het is al van een behoorlijk hoog niveau.”

Maar dan restafval. Daar is nog flinke winst te halen volgens de AVU-directeur. “Je zult altijd een deel restafval overhouden, maar we kunnen er samen nog veel meer uit halen dan we nu doen. Er zit nog voor 30% GFT in, er zit nog veel glas in, PMD, papier, luiers en textiel. Maar dan kun je wat ons betreft niet zonder bronscheiding. Om de recycling omhoog te krijgen zul je de verschillende stromen simpelweg nog beter moeten scheiden. Anders halen we de doelstellingen nooit. Maar dat vraagt wel een forse inspanning op het gebied van voorlichting richting consumenten, daar zit echt de eerste stap. Ik pleit dan ook voor meer focus op die kant van de inzameling in plaats van blind te vertrouwen op de techniek na de inzameling. Die wordt echt wel veel beter, maar we moeten voorkomen dat mensen gaan denken dat alles wel weer in één bak kan. En dat is pertinent niet waar. Nascheiding werkt alleen maar bij verpakkingen. Met GFT of papier uit de nascheiding kun je vrijwel niets meer, dat wordt meestal vergist en verbrand.”

De overslag van AVR in Utrecht waar de AVU het restafval en het gft overslaat.

Scheidslijn

AVU maakt na al die jaren nog steeds geen afvalbeleid voor de gemeenten. Dat doet ieder van de 26 deelnemende gemeenten nog steeds zelf. “Al is die scheidslijn nu ook weer niet keihard”, legt Van Dijk uit. “Want als wij naar verwerkingscontracten kijken, kijken we toch ook naar zaken als uitstoot, rendement en de footprint maar dat stemmen we af met de gemeenten. Wij schrijven niet voor. Op het moment van aanbesteden organiseren we eerst een inventarisatie van wensen, formeren we een werkgroep met ambtenaren uit de verschillende gemeenten en leggen we onze ideeën eerst aan hen voor. En samen stellen we dan de kaders van een aanbesteding vast. Uiteindelijk moeten gemeentebesturen daarmee instemmen. En natuurlijk zijn er wel eens kleine verschillen in ambitieniveau, maar grosso modo willen alle gemeenten in deze provincie dezelfde kant op. Ik heb nog niet meegemaakt dat onze werkwijze tot conflicten of scheve gezichten leidt.”

Sterker nog, het feit dat de AVU al meer dan 35 jaar bestaat, bewijst volgens Van Dijk het bestaansrecht. “De gezamenlijkheid levert zowel kleine als grote gemeenten namelijk voordeel op. Utrecht is verreweg de grootste partner, behoort tot de G4. Maar dat opent nu juist deuren voor de kleinere gemeenten. Dus dan mag Utrecht soms ook iets ambitieuzer zijn dan de rest. En de gemeente Utrecht, op haar beurt, weet dat zij 25 gemeenten in haar kielzog heeft. Er is een wisselwerking. Natuurlijk zijn er soms discussies, maar wat wil je als je als gemeente Renswoude, met nog geen zesduizend inwoners, bij dezelfde club hoort als de gemeente Utrecht, waar meer dan 350 duizend mensen wonen? Kleine gemeenten kennen nu eenmaal andere problemen en oplossingen op afvalgebied dan grote gemeenten.”

De handschoen oppakken

Van Dijk maakt zich zorgen over het geringe hergebruik van plastic. “Daar zijn enorme stappen in gezet. Er kan al heel veel. Maar door allerlei omstandigheden – een lage olieprijs onder andere – gebeurt er te weinig. Maar als ik zie hoeveel plastic er nog steeds in het milieu verdwijnt dan denk ik: ‘het mag toch niet alleen een centenkwestie zijn? Dat moeten we toch niet willen met zijn allen?’. Ik vind dat ook de recyclingbranche daarin best de handschoen nog meer mag oppakken. Dat we gezamenlijk zeggen: ‘al die troep in rivieren en oceanen willen wij voorkomen’. We hoeven geen Greenpeace te worden, maar al het afval dat nu nog in het milieu terechtkomt hadden we ook kunnen inzamelen en recyclen of verwerken.”


CV Frans van Dijk 

Frans van Dijk is oorspronkelijk weg- en waterbouwer. Na eerst onder andere bij een ingenieursbureau in de automatisering te hebben gewerkt, was hij daarna ruim 17 jaar werkzaam bij de gemeente Wijk bij Duurstede. Eerst bij de binnendienst waar hij als ‘jongste bediende’ afval in zijn portefeuille kreeg. Later werd hij hoofd buitendienst en nam hij de portefeuille afval mee omdat hij er schik in had gekregen en er veel vanaf wist. In die functie kwam hij in contact met de AVU en werd hij benaderd om te solliciteren bij de Utrechtse afvalverwijderaar. Vijf jaar later – in 2015 – volgde Van Dijk de toenmalige directeur op.

Recyclingsector realistische schakel voor sluiten ketens 

Infinity
Lees het gehele artikel

In de beeldvorming wat circulair is, spelen R-strategieën een prominente rol. Hierbij wordt vaak de ‘ladder van Lansink’ als leidraad genomen en die telt inmiddels negen sporten: refuse, reduce, reuse, repair, refurbish, remanufacture, repurpose, recycle en recover.  “Persoonlijk zou ik voor het maken van die keuzes nog een extra dimensie toe willen voegen, de ‘R’ van realisme,” stelt Florens Slob, senior consultant circulaire economie bij TNO.

“De vraag of je de R-strategieën moet benaderen als een ladder of meer als een klimrek waarin je de impact op impact op zowel ecologie als economie inzichtelijk maakt, maar ook de kans op succes meeneemt en een ‘reality check’ doet van de oplossingen. Recycling is daarin vaak een heel realistische optie.”

Om het grondstoffenverbruik in 2030 te halveren zet het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in op minder verbranding en meer recycling. Aandachtspunten daarbij zijn meer en betere sortering, sturing op ‘hoogwaardige recycling’, het stimuleren van het afzetten van secundaire grondstoffen en het ontwikkelen van chemische recycling als aanvulling op mechanische recycling. De onderste sport van de ladder, die van recover (redactie: verbranden met energieterugwinning) wordt daarin maximaal vermeden. Recycling dreigt door deze ontwikkeling, tot leedwezen van de sector, te devalueren tot de onderste sport van de ladder. In die perceptie gaat het Slob ook om de ‘R’ van realisme. Afval zal er ook zijn binnen een volledig circulaire economie. Maar afval moet je zien als tijdelijke fase. Waar je het ontstaan van afval in de keten kunt voorkomen moet je dat doen, maar het gaat er wat hem betreft vooral om dat er geen afval ‘overblijft’ in de keten. 

Geen ondergeschoven kind

“Veel aandacht gaat nu uit naar de hoogste sporten van de ladder en het inzetten op het zo lang mogelijk in de keten houden van producten. Dat is ook een prima strategie met veel innovatie potentieel, zolang je ook die ‘reality checks’ blijft doen. In alle scenario’s is en blijft het terugwinnen van grondstoffen uit – aan het einde van hun levenscyclus – gekomen producten via recycling van essentieel belang. Alleen zo wordt de keten finaal gesloten. Recycling zie ik dan ook bepaald niet als een ondergeschoven kindje. Sterker nog: op dit moment zie ik het als het meest realistische en ook tastbare circulaire scenario” spreekt Slob met overtuiging uit. Dat laat onverlet dat er op het vlak van recycling nog de nodige stappen zijn te maken. De aanzetten daar naartoe beginnen wel zichtbaar te worden in bijvoorbeeld het Circular Economy Action Plan van de EU, het gaat erom hoe die effectief te vertalen naar de praktijk in de komende jaren. Slob: “Veel van de huidige recyclingeconomie is gebouwd op stimulerende wet- en regelgeving. Dat kan ons ook helpen in de transitie naar een circulaire economie. Daarin is een eerste stap dat secundaire grondstoffen net zo gelijkwaardig beschouwd moeten worden als primaire grondstoffen. Dat kan zondermeer, maar dan is het wel noodzakelijk de focus meer op de kwaliteit van recyclen te richten. Er wordt nu nog steeds teveel een ‘afvalprobleem’ aangepakt met een primaire focus op de kwantiteit van inzamelen van die stromen. Terwijl je het in een circulaire economie beter kunt benaderen vanuit de grondstoffen kansen in die verschillende reststromen. Dat doet de sector zelf soms nu al, maar daarin is er zeker nog geen perfect match met de huidige wet- en regelgeving.”

Zo’n proces heeft ook tijd nodig. Om zijn stellingname te staven, verwijst Slob naar het recyclen van glas. Daar is inmiddels al meer dan 100 jaar ervaring mee opgedaan en juist in de afgelopen 20 tot 30 jaar heeft professionalisering, focus op de kwaliteit van recycling en samenwerking in de keten tussen de recyclers en de glasfabrieken, ertoe geleid dat nu 80% of zelfs meer van het gerecyclede glas wordt hergebruikt in nieuwe producten.

Bouwsector

“Soortgelijke stappen zijn ook in de bouw te zetten, vooropgesteld dat de focus zich meer dan tot nu toe richt op kwaliteit en hoogwaardig recycling. Dat kan niet zonder innovatie en om die in huis te halen heb je nette marges nodig en/of ondersteunende wet- en regelgeving. Het vergt echter ook een afzetmarkt. Die moet gestimuleerd en wellicht soms zelfs verplicht worden om meer recyclaat in productieprocessen toe te passen. 

Dit speelt nu eveneens in de markt van de plasticrecycling waarin (op termijn) stappen gezet worden naar meer inzet van recyclaat. Daar kan op kwaliteitsdenken geleerd worden van de glas(recycling)industrie. De plastics recycling is immers vele malen jonger. Waarschijnlijk zal je in de plastics recycling ook een optimale mix gaan krijgen tussen het huidige mechanisch recyclen (wat prima hoogwaardig kan voor relatief schone mono stromen) en (nieuwe) chemische recycling processen. Die markt is volop in ontwikkeling, maar ook die innovaties vragen om stimulering, ” vervolgt Slob. 

Om die noodzakelijke stappen ook in de bouwsector te zetten, vraagt een gedegen analyse van waar wij nu staan, waar te recyclen stromen vandaan komen en waar we over pakweg 20 jaar willen staan. Slob: “Daarbij moet je je bewust zijn van het feit hoelang een bepaald materiaal in een product zit. De bouwwerken die momenteel onder de sloophamer vallen, zijn relatief eenvoudig van opzet. De energiezuinige gebouwen die we van vandaag de dag bouwen zijn complexer. Om daarvan alle materialen te scheiden in mono-stromen zal veel meer inspanning vergen. Een soortgelijke ontwikkeling hebben we kunnen waarnemen bij het recyclen van elektronica. De trend van toenemende miniaturisering in combinatie met complexere producten maakt het recyclen van afgedankte elektronica complexer. Recycling moet in die trends meebewegen en het zal soms best een uitdaging worden om de mooie recyclingniveaus van vandaag vast te houden. Zeker als we binnen een circulaire economie ook nog bewust onderscheid gaan maken in hoogwaardige recycling (zelfde niveau) en downcycling.” 

Kijkend naar de R-strategieën zou je kunnen stellen dat alle hogere sporten op de ladder beogen de meerwaarde als product in stand te houden, terwijl recycling zich juist richt op het terugwinnen van de grondstoffen uit aan het einde van hun levenscyclus gekomen producten. Slob: “De recyclingsector zou er dan ook trots op moeten zijn tot de meest realistische schakel te behoren die in staat is tot het daadwerkelijk sluiten van keten.” Een kwalificatie die hout snijdt, zeker wanneer je je realiseert dat de recyclers van bouw- en sloopafval een belangrijke bijdrage leveren aan de circulaire economie in ons land.

Beïnvloeding

Het programma Meer en Betere Recycling heeft nog altijd niet geleid tot het beoogde effect. Welke stappen zouden hiervoor nodig zijn?

Slob: “Op de eerste plaats zou je je moeten afvragen wat we ‘echte’ recycling vinden en een onderscheid moeten maken in hoogwaardige recycling en downcycling. Hoogwaardige recycling/hergebruik van secundaire grondstoffen wil zeggen op tenminste hetzelfde niveau terug de keten in. Een groot deel van de huidige recycling vervangt wel primaire grondstoffen, maar vaak nog niet op datzelfde niveau. In mijn optiek ligt het antwoord besloten in het optimaliseren van de balans tussen beide. In het streven naar ‘echte’ recycling zal je ook reststromen krijgen die alleen op een lager niveau inzetbaar zijn. Laat daar innovatie zijn werk doen en leg de focus op het steeds een stapje beter. Vergeet niet dat er veelal substantiële kosten mee gemoeid zijn om de inzetbaarheid op een hoger niveau te tillen. De markt grijpt dan al snel naar primaire grondstoffen, maar realiseert zich niet dat milieukosten niet of nauwelijks in de prijs van ‘virgin’ grondstoffen zijn verdisconteerd. Daar zal meer aandacht voor moeten zijn. De aandacht voor en het streven naar kwaliteit zie ik als verantwoordelijkheid van de keten en het mooiste is als een industrie daar ook zelf zijn rol in pakt. Wet- en regelgeving zie ik als een instrument bij uitstek om de transitie naar hoogwaardige recycling en de markt voor secundaire grondstoffen te sturen, te stimuleren en de transitie daarmee te versnellen. De oplossing ligt overigens niet enkel bij de recyclers. Zij moeten het doen met de producten/stromen die nu eenmaal vrijkomen. De sleutel naar meer en beter recyclen ligt zeker ook eerder in de keten bij het design van producten en businessmodellen. 

Met de kennis en techniek van nu is het afvalprobleem en een dreigende grondstoffenschaarste oplosbaar. Zeker door in de ontwerpfase al op recycling te anticiperen en de kennis van de recyclers van nu te gebruiken in de designfase. Recyclers zijn het begin van de keten van morgen, verandering in de keten zou wel eens hier kunnen starten. De tijd is er rijp voor.”